Vorige week zijn we tijdens de herfstvakantie in Brugge de tentoonstelling “Body Worlds” gaan bekijken. Deze tentoonstelling reist de wereld rond. Patholoog anatoom Gunther von Hagens heeft een methode uitgevonden om het menselijk lichaam goed te bewaren zonder dat het op sterk water hoeft te worden gezet. Het water in het lichaam wordt als het ware vervangen door transparant plastic – vandaar dat hij zijn methode “plastineren” heeft genoemd. Von Hagens stelt geplastineerde lichamen – voor hun overlijden hebben de mensen hiervoor toestemming gegeven – zo op, dat je de binnenkant van het menselijk lichaam goed kunt bestuderen. Daarbij nemen de lichamen een levensechte houding aan: iemand loopt hard, een gitarist hangt achterover en een admiraal staat door een verrekijker te turen. Op deze manier krijgt het oude geloofsartikel van de “opstanding des vleses” wel een heel nieuwe inhoud.
Je kunt natuurlijk allerlei bedenkingen hebben bij deze tentoonstelling, maar ik vond het fascinerend om zo werkelijk een kijkje te kunnen nemen in de binnenwereld van het lichaam. Het is toch weer anders dan dat je foto’s in een boek bekijkt. De complexiteit van de bloedsomloop, de ragfijne zenuwbanen, de hersenen – het is eigenlijk ongelooflijk dat het allemaal werkt.
Vandaag is het Allerzielen – in de traditie de dag waarop de kerk hen gedenkt die ons in de dood zijn voorgegaan. Wat blijft er van een mens uiteindelijk over als ‘ie sterft? Ja, je kunt het lichaam plastineren, maar hoe mooi het er ook allemaal uitzag – één ding ontbrak heel duidelijk in “Body Worlds”: het leven zelf.
Wat blijft er van een mens over? De christelijke traditie gelooft in zoiets als leven na de dood. Allereerst blijft de ziel van een mens bewaard, is de gedachte. Later komt er weer lichamelijkheid bij. Maar wat is een ziel? Arts Duncan McDougall besloot een experiment uit te voeren. Hij probeerde nauwkeurig te meten wat er met het lichaamsgewicht gebeurt als iemand overlijdt. Hij kwam tot de conclusie dat op het moment van sterven een mens nog 21 gram verliest, dat zou dan ook het gewicht van de ziel moeten zijn. Tegenwoordig gelooft niemand meer serieus in zijn bevindingen. Hersenwetenschappers stellen dat de ziel niets meer is dan een “bijproduct” van de hersenen: zodra het brein er mee stopt, dooft de ziel uit en is het einde verhaal.
Maar betekent dit inderdaad het einde van de ziel? Is het zelfbewustzijn van de mens, ons vermogen te beseffen dat we zijn wie we zijn, niets meer dan een toevallig bijproduct – een “schitterend ongeluk” om met de woorden van de beroemde gelijknamige VPRO-serie te spreken? We hebben als mens dat wonderlijke besef dat we allemaal iets unieks hebben, een unieke kern. Wij voelen allemaal de innerlijke weerstand bij het overlijden van een geliefde, zeker als het leven nog niet “af” is. Dit leven is toch te goed om te verdwijnen in de vergaarbak van de vergetelheid? Zijn we toch niet méér dan een vlammetje dat opflikkert en weer uitdooft?
Voor mij is “ziel” een verlegenheidswoord. Het wil iets uitdrukken, waar we geen beter woord voor hebben. Maar tegelijkertijd is de ziel niet te meten, niet vast te pakken, niet aan te wijzen, niet los verkrijgbaar. Misschien moet je de ziel vergelijken met het open gat in de klankkast van een gitaar – die open ruimte is nodig wil de gitaar werkelijk vol geluid maken. Zo heeft de mens iets van een ziel nodig (dit beeld komt van Henk de Roest). Zelf moet ik ook denken aan het begrip “informatie”. Informatie is gebonden aan hardware en software. Maar tegenwoordig is het zo dat de hardware kan verdwijnen, terwijl de informatie toch bewaard blijft. Is zoiets ook niet mogelijk met de menselijke persoonlijkheid? Bewaard in de eeuwige ruimte van God, zou je kunnen zeggen. Ook het begrip “reclycling” vind ik fascinerend: iets vergankelijks krijgt een nieuw leven, iets wat is afgeschreven krijgt een nieuwe bestemming. Zou onze kern, ons unieke wezen zich niet kunnen binden aan een nieuwe vorm van stoffelijkheid?
Maar goed, wetenschappelijk komen we er niet uit. Hoe zou dat ook kunnen bij het grootste geheim van ons bestaan? We zullen het moeten hebben van verhalen en gedichten, van “heilige” fantasie. Bij de nieuwe hemel en de nieuwe aarde stel ik me in ieder geval niet direct een tentoonstelling van Gunther von Hagens voor. Ik hoop toch op wat meer beweging.
Als gelovig mens houd ik simpelweg vast aan de woorden van Jezus: “God is geen God van doden, maar van levenden!” (Mc. 12:27)